Rechtrichten


Rechtrichten is een veel gehoorde term. Maar wat bedoelen we nu eigenlijk?

Elk paard heeft een voorkeurskant oftewel ze zijn links of rechtshandig. Het paard heeft zogenaamd een moeilijke en makkelijke kant. De spieren van het paard zijn aan een kant kort en stijf en aan de andere kant lang en slap.


Een deel van de problemen in het bewegingsapparaat bij het paard ontstaan doordat ieder paard van zichzelf enigszins scheef is. Het is belangrijk de oorzaak aan te pakken en niet de symptomen te bestrijden. Het is belangrijk om een paard aan beide zijde even handig en soepel te maken om zo overbelasting te voorkomen.


Wanneer een paard niet nageeft wordt er vaak een hulpteugel of minder vriendelijke bitten gebruikt om toch maar die ronding in de hals te krijgen. Dit is ongewenst. Wanneer een paard in zijn lijf klopt zal hij zomaar nageven.

De natuurlijke scheefheid bestaat uit:

• Laterale scheefheid

• Horizontale scheefheid

• Scheefheid voor

• Scheefheid achter

• Diagonale scheefheid

• Verticale scheefheid

• Onder/boven


Hoe herken je de scheefheid van je paard?

De ene oefening zal vloeiend gaan terwijl dezelfde oefening de andere kant veel moeite kost. Het paard kan dit laten zien door weg te draaien van het gevraagde het bit aan een kant vast te pakken of door zelfs te gaan staken.

Als een paard scheef is en pijn heeft, begint dit vaak met kleine signalen, zoals met het hoofd schudden, tandenknarsen, hoofd kantelen, ongelijke aanleuning, niet nageeflijk, zwaar op de hand, niet willen halsstrekken, in verkeerde galop aanspringen, scheef achterwaards. Mocht de ruiter hier geen gehoor aan geven dan zal het paard uiteindelijk kunnen gaan bokken en steigeren om het ruitergewicht, wat hij als onaangenaam (of pijnlijk) ervaart, van zijn rug af te te krijgen. Maar vergeet niet, deze tekenen kunnen ook betekenen dat het paard te kampen heeft met blokkades wat met trainen niet verbeterd.


De training

De training bestaat uit lengtebuiging, voorwaarts neerwaarts en ondertreden van het achterbeen




Lengtebuiging






Is de buiging van de wervelkolom naar links of naar recht van bovenaf gezien. De buiging begint bij de eerste halswervel in de atlas draaier tot aan de laatste wervel in de staartwortel.

Het is voor een paard niet mogelijk gelijkmatig in de wervelkolom te buigen, omdat de de ribben weinig buigzaam zijn. De meeste buiging zal plaatsvinden in de hals en lendenen. Bij een correcte lengtebuiging zullen de staartwervels ook mee buigen. Dus bij een oefening met een buiging naar rechts, zal de staart ook naar rechts hangen. Dit is een controle of het paard correct buigt en de oefening met losgelatenheid in zijn lichaam uitvoert.

Door de lengtebuiging komen de binnenschouder en binnenheup dichter bij elkaar, waardoor het paard met zijn binnenbeen onder de massa kan treden.

 

Voorwaarts neerwaarts

Om ons op een correcte manier te kunnen dragen moet het paard zijn psoasspier lang maken en zijn rug op bollen. Het paard moet ten alle tijden een voorwaarts neerwaartse tendens hebben, waarbij hij dus steeds de hand wil zoeken en zijn rug loslaat.










Ondertreden van het achterbeen

Doordat het paard aan zijn binnenzijde de schuinenbuikspieren aanspant en aan de buitenkant zijn schuinen buikspieren lang maakt komt zijn binnenheup en binnenschouder dichter bij elkaar, waardoor het paard met zijn binnenbeen onder de massa kan treden.


Door je paard te buigen in verschillende zijgangen, worden de slappe en stugge spieren aan beide kanten lang gemaakt en aangespannen. Hierdoor worden de spieren aan beide kanten sterker en wordt je paard 'uitgelijnd'. Het verschil tussen de 'moeilijke' en de "makkelijke" kant zal kleiner worden en je paard dus rechter.


                                                  De psoas spier



                                                              Functie van de psoas spier
De belangrijkste functie van de spoas spier is om de wervelkolom te stabiliseren en het dijbeen te bewegen. Wanneer we naar de ligging van de spier in het lichaam kijken wordt niet gelijk duidelijk wat deze doet. De spier hecht aan op elke wervel vanaf het middenrif tot aan het bekken. Hij ligt tegen de voorkant van de ruggenwervel aan dus diep in het lichaam en daardoor niet aan te raken. Daarna hecht hij aan, aan de binnenkant van het dijbeen.

Op het moment dat de psoas spier geactiveerd wordt maakt hij zich lang en gaat tegen de ruggenwervels aan liggen wat resulteerd in een lange rechte onderrug. Wanneer de psoasspier niet goed wordt gebruikt komt deze naar voren te liggen wat resulteerd in een bolle buik en een korte holle onderrug. Bij een goed gebruik van de psoasspier heeft het middenrif de ruimte om naar onder te komen waardoor een buikademhaling mogelijk wordt.


                                                     Rijden vanuit de psoas spier

Door de psoas spier goed te gebruiken is het mogelijk om een buikademhaling uit te voeren. Dit zorgt voor een grote ontspanning bij ruiter en paard. De buikspieren kunnen ontspannen want die heb je niet nodig voor het stabiliseren van je rug waardoor de beweging van de rug van het paard door je buik heen kan. Deze beweging is bilateraal. Dit houd in dat wanneer het paard zijn rechter kant van zijn rug omhoog brengt dat jou rechter heup een beweging maakt naar je linker schouder en wanneer het paard met de volgende stap zijn linker kant van zijn rug omhoog brengt kan jou linker heup omhoog komen richting rechter schouder. Deze beweging kruist in je buik ter hoogte van het middenrif en je buikspieren horen daar dus los te zijn om deze beweging ook daadwerkelijk toe te laten. Dit alles resulteert in de onafhankelijke zit